Het Kennis- en Informatiepunt Tarieven is er voor medewerkers van gemeenten en jeugdhulpaanbieders die vragen hebben over de totstandkoming van of de methode achter jeugdhulptarieven. Ook medewerkers en beleidsmakers van brancheorganisaties, ministeries en andere instituties kunnen er terecht.
Let op: Met het informatiepunt vervult de Jeugdautoriteit geen voorschrijvende, toetsende of bemiddelende rol. De Jeugdautoriteit doet dan ook geen uitspraken over de hoogte of toereikendheid van specifieke tarieven. De Jeugdautoriteit richt zich bovendien niet op (ouders van) cliënten van de jeugdzorg.
Contactgegevens
De Jeugdautoriteit is bereikbaar per mail en telefoon. Stuur hiervoor een bericht naar info@jeugdautoriteit.nl of bel naar het secretariaat via 070 - 340 68 88.
Veelgestelde vragen
Vanuit het Kennis- en Informatiepunt Tarieven heeft de Jeugdautoriteit informatie rond vraagstukken over de venootschapsbelasting en omzetbelasting samengebracht. Deze zijn weergegeven in vraag en antwoord-overzicht, waarover in december 2023 afstemming is geweest met de Belastingdienst.
Vanuit het Kennis- en Informatiepunt Tarieven heeft de Jeugdautoriteit informatie rond vraagstukken over de venootschapsbelasting en omzetbelasting samengebracht. Deze zijn weergegeven in vraag en antwoord-overzicht, waarover in december 2023 afstemming is geweest met de Belastingdienst.
De rol van de JA en straks NZa met betrekking tot tarieven hangt niet af van het samengaan van deze instellingen, maar van de mate waarin de vaststelling van de tarieven een decentrale bevoegdheid blijft (huidige situatie) of een centrale bevoegdheid wordt (waar de Hervormingsagenda voor regionaal in te kopen zorg op aanstuurt).
Vanuit de Hervormingsagenda is het de bedoeling om de regionaal in te kopen hulp centraal te reguleren.
De AMvB regelt enkel de elementen die dienen te worden opgenomen in een contract om te komen tot een reële prijs. Normen met betrekking tot productiviteit en kwaliteit worden niet geregeld door de AMvB.
Algemeen gesteld: als een gemeente eerst 200 aanbieders had gecontracteerd en daarna overstapt naar een model met 50 hoofdaanbieders en 150 onderaannemers, ligt het in de rede dat de gemeente haar eigen administratieve inzet en contractmanagement bijstelt en de hoofdaanbieders navenant compenseert via de tarieven voor de taakverschuiving van gemeente naar hoofdaanbieders. Dit zou onderdeel kunnen zijn van het ‘goede gesprek’ dat gemeenten en aanbieders voorafgaand aan een aanbesteding met elkaar dienen te voeren.